“Is’t nog lang?”, dacht ze,
Terwijl ze van de roetsjbaan afklom
Rechtstreeks op de trein
Naar een nieuwe zon
Die warmer schijnen zou
En terwijl ze haar vorige planeten probeerde te kleineren
Op zoek naar open ruimte
Fluisterde een geluid in haar oor
Dat het allemaal niet voldoende zou zijn
Om de koude winter te doorwateren