Het spijt me. Of toch ook niet. Het spijt me eigenlijk helemaal niet.
Ik ben geen batterij die ge in het tv kaske kunt steken als een andere het begeeft. Ik ben zelfs geen Duracell, die ge telkens opnieuw kunt opladen, als de tijd rijp is. Zoals het saldo van uw telefoon. De vijftien euro die ge elke maand verkwist aan nutteloze gesprekken en busbiljetten, maar die ontbreekt in geval van nood. Of de startkabels die uw auto in gang moeten trekken als uw motor het weer eens heeft begeven. De schaduw op uw fantastische schouwspel. De onzichtbare achtergrondzangeres. De scherper van uw potlood. De allerlaatste oplossing voor uw probleem. De uiteindelijke troostende schouder in geval van uw nood. Nee, zo ben ik niet.
Ik ben eenmalig, uitermate noodzakelijk en kom zonder gebruiksaanwijzing. Hanteer me verkeerd en ik ben voorgoed verminkt. Zoals de rubber van uw gom. Breek me in twee en ik zal blijven afbrokkelen. Tot er niets meer over blijft, tot ik onbruikbaar ben geworden. Zoals het gas in uw flesje bruiswater. Sluit de dop niet fatsoenlijk af en ik zal verdwijnen. Ge zult het met plat, saai water moeten doen. Zoals het grafiet van uw potlood. Duw te hard op mijn punt en ik zal breken. Een scherper kan ik u niet meer bezorgen. Ge zult me moeten vervangen, maar de volgende zal niet zo goed in uw hand liggen. Ik ben erop afgesteld, ervoor gemaakt om de aanvulling van uw tekortkomingen te zijn. Het alles van uw niks en het niks van uw alles. Maar wees voorzichtig en op tijd. Ik ben weg voordat ge het goed beseft.